Ariel toekan

Het woongebied van deze, stellig mooiste ondersoort van dit geslacht, strekt zich uit vanaf de zuidoever van de Amazone over geheel Brazilië tot aan Rio de Janeiro.
Het zijn echte boombewoners, die alleen om te drinken of te baden, iets wat ze ook in gevangenschap graag en uitbundig doen , op de grond komen.
Ze maken daar onbeholpen korte sprongen. Als ze in een groepje bijeen zijn laten ze gorgelende en ratelende keelgeluiden horen, vooral als ze met elkaar stoeien.

Op enige afstand klinken hun fluittonen bijzonder schel.
Als men in de buurt van hun nest komt, laten ze klapperende geluiden met hun snavels horen.

Men heeft de vogels in de paartijd nog te weinig geobserveerd om met zekerheid van bepaalde baltsgedragingen te kunnen spreken, de vogels zitten echter graag bij elkaar en strijken elkaars veren glad of tikken tegen elkaars snavel.

Genesteld wordt in een boomholte, waarbij ook verlaten Ara nesten in gebruik genomen worden.
Er worden twee witte eieren gelegd. Aan de hand van de ervaringen, die men in dierentuinen met deze vogels heeft gehad en waarbij bleek dat geen muis of mus veilig voor hen was, mag afgeleid worden dat ze in de vrije staat behalve vruchten ook grote insecten, eieren en jonge vogels eten.
Het kan echter ook zijn, dat ze bij gebrek aan een overvloed van insecten, die ze in het oerwoud aantreffen, met ander dierlijk voedsel genoegen nemen.

Vruchten vormen echter de hoofdschotel.
Ariel toekans werden al in 1853 voor het eerst in Artis, Amsterdam gehouden en zijn sindsdien ook elders vrij algemeen in dierentuinen vertegenwoordigd.