Beschrijving :

Deze vogel heeft een lengte van 75 tot 80 centimeter.
De nek, borst, buik, staart en hoofd van deze vogel zijn wit.
Ook de punten van de vleugels zijn wit gekleurd.
De rug, vleugels, stuit en de staartbasis zijn zwart van kleur met een metallic groene glans.
De veren van de kuif staan recht overeind naar voren toelopende punt.
De snavel en de helm zijn zwart met een groengele snavelbasis.
De oogring en de keel zijn blauw van kleur.
De ogen zijn bleekgeel en de poten en de voeten zijn zwart.
Afmetingen en gewicht :
Man:
Vleugel: 365 – 405 mmStaart: 416 – 455 mm
Snavel: 150 – 185 mm
Gewicht : +/- 1500 gr
Vrouw:
Vleugels: 332 – 380 mmStaart: 385 – 443 mm
Snavel : 140 – 165 mm
Gewicht : +/- 1470 gr

Geslachtsonderscheid :

Het vrouwtje is kleiner dan het mannetje.
De borst, onderbuik en de kop zijn bij het vrouwtje zwart.
Op de kop is alleen de kuif wit gekleurd en verder is alleen de staart nog wit.
Zie kopfoto en foto hierboven (vliegend)
Verspreidingsgebied :
Deze vogels komen voor in Myanmar; ten zuiden van Mt Nwalabo en in het zuiden van Tenasserim, het zuidwesten van Thailand, Peninsula Maleisië, Brunei en in verschillende delen van Indonesië zoals Sumatra, Kalimantan, Sarawak en Sabah.
Natuurlijke leefomgeving:
De witkuifneushoornvogel komt voor in de altijd groene oerwouden op een hoogte van 900 meter.
Ze zullen hierbij zelden hoger gaan dan 1680 meter.
Verder zijn ze te vinden in de bossen in de laaglanden, naast oevers van rivieren, randen van bossen, aan de voet van heuvels en door die plek zijn ze ook wel eens te vinden in de buurt van kalksteengrotten.
Natuurlijke voeding:

Ze leven in groepen van 3 tot 8 vogels en over het algemeen zijn dit er dan 4 tot 6.
Deze bestaan uit een dominant paar, hun jongen en eventueel een paar helpers.
Af en toe zijn ze in groepen van 12, 14 en 20 vogels gesignaleerd, maar dit gaat dan vaak om conflicten over territoria of juist om het verzamelen van fruit.
Deze vogels eten allerlei soorten fruit en een hoge hoeveelheid aan dierlijk voedsel.
Het dierlijke voedsel bestaat uit slangen, hagedissen, kleine vogels en insecten en larven.
Broeden en levenscyclus :
Bij deze soort is het zo dat er een monogaam maar dominant paar is dat alleen mag broeden.
Hierbij worden ze geholpen door andere vogels ( waarschijnlijk jongen uit een vorig broed-jaar ) die helpen met het broeden en het voeren van het vrouwtje en de jongen.
De tijd dat de vogels broeden hangt af van de plaats waar ze leven.
Dit is in Maleisië in Juni, in Sarawak in maart en oktober en in Indonesië in december en januari.
Er wordt vaak maar een jong per keer grootgebracht en af en toe twee jongen.
Verder is er niet zo heel erg veel bekent over de broedtijd etc. van deze vogels.
Ze broeden in natuurlijke holen in bomen in gekapt en ongekapt bos.
Het jong dat uit het nest komt, wordt daarna nog ongeveer 6 maanden gevoerd door de groep, door beide ouders en alle andere leden van de groep.
Er is een dominant vrouwtje dat broedt en als de groep te groot wordt, dan jaagt ze de andere vrouwtjes weg.
Dit gebeurt vooral als het voedsel schaarser begint te worden.