Home Buceros rhinoceros

Beschrijving :

De vogel is 80-90cm.
Een hele grote zwarte neushoornvogel met witte onderbuik, een witte staart met een brede zwarte streep in het midden.
De lange oranje snavel en terugbuigende helm zijn kenmerkend voor de soort.
Het dier valt erg op en maakt veel lawaai.

De vogel vliegt met krachtige slagen. Als de vogel vliegt laat hij harde kreten horen.
Het mannetje maakt diepe, korte krachtige hokgeluiden.
Vaak wordt dit beantwoordt door het vrouwtje het is meer een soort duet het geluid dat het vrouwtje maakt is hoger.
Het komt ook voor dat ze dit doen als het vrouwtje nog in het nest zit.
Als het vrouwtje aan het broeden is dan maken de vogels bijna geen geluid.
Het mannetje verbreekt aan het eind van de periode de stilte door haar te roepen.
Als het mannetje het vrouwtje eten komt brengen maakt ze voortdurend een hoog eee geluid.
De jongen beginnen hoog te piepen nog voor het mannetje terug is om ze te voeren.
Het vrouwtje maakt dan dreigende geluiden.
Ze maakt dan een krassend, hoog, gillend geluid het begint zachtjes maar als het mannetje er echt aan komt wordt het steeds harder.


Afmetingen en gewicht :

Man:

Vleugel: 460-530mm
Staart: 355-405mm
Snavel: 270-340mm
Gewicht : 2465-2960gr

Vrouw:

Vleugels: 415-490mm
Staart: 320-380mm
Snavel : 225-270 mm
Gewicht : 2040-2330 gr

Geslachtsonderscheid :

Vrouwtje

Witte ogen en rode oogring


Het volwassen mannetje is over zijn hele lichaam zwart, de bovenste delen hebben een groene metaalachtige glans. Maar aan de buikzijde zijn de dijen wit en ook de bedekte gedeelten onder de staart zijn wit van kleur.
De staart is wit en er loopt een dikke zwarte streep door het midden.

Mannetje

Rode ogen en zwarte oogring

De snavel met een grote cilindervormige helm is halverwege plat en draait aan het eind weer terug.
De snavel is geel of ivoorwit en er loopt een zwarte lijn tussen de snavel en de helm.
De helm is glad en oranje en daar staat hij ook bekend om.
De huid bij de snavel is zwart, de ogen zijn rood de benen en de poten zijn olijfgroen en de naakte huid onder de vleugels en bedekte delen is donker groen. Het volwassen vrouwtje heeft overal dezelfde kleuren als het mannetje maar ze is echter wel kleiner.
En de helm heeft geen zwarte strepen.
De cilindervormige huid rond de ogen is oranjerood met zwarte oogleden deze vormen een ring rond de ogen, de ogen van het vrouwtje zijn wit.


De jongen:

De jonge vogels hebben overal dezelfde bekleuring als de ouderdieren maar de helm is nauwelijks ontwikkeld.
De ronde huid rond de ogen is blauwgroen.

De hoorn is geel met een oranje basis, de ogen zijn ligt blauwgrijs bij de bevedering.
Er zijn wel enkele verschillen tussen mannetje en vrouwtje in kleur en bij de belijning van de snavel.

Jongvolwassen vogels:

De ogen worden binnen twee maanden bruin.
De snavel, helm en de zachte delen zijn nog lang niet op kleur dit gebeurd pas als ze 3 tot 4 jaar oud zijn.
De groei van de hoorn begint als de jongen 3 tot 4 maanden oud zijn en blijven doorgroeien tot ze 8,5 jaar oud zijn.


De Borneese grote Rhinoceros neushoornvogel heeft overal dezelfde kleuren als de Grote Rhinoceros maar is kleiner.
De helm is kleiner, breder en loopt scherper terug richting top.
DE Javaanse grote Rhinoceros neushoornvogel heeft overal dezelfde kleuren, maar de zwarte band op de staart is breder.
De helm loopt niet terug aan de top.
De helmvormen tussen de locale vogels verschild enorm. De helm is per vogel anders.


Verspreidingsgebied :

De grote Rhinoceros Neushoornvogel komt onder andere voor op het schiereiland van Maleisië
Vanaf ongeveer 1950 in Singapore Indonesië en Sumatra, Kallimantan en Java.
De vogels leven in de binnenlanden in de altijd groene wouden maar niet in de moerasgebieden.
Ze leven ook in de hoger gelegen gebieden tot zo’n 1200 meter.
Ze leven en broeden in gesloten wouden en betreden open vlakten en tussen wouden en de voorsteden.
De vogels vliegen zelden grote afstanden over open gebieden.
De vogels zijn erg territorium gericht.
De jongen moeten dan ook een hele reis afleggen om een geschikt gebied te vinden waar ze zich kunnen vestigen.
Er zijn echter veel van deze vogels verdwenen want de mensen maakten jacht op ze en ze voerden ook nog eens het fruit weg want dit was een belangrijke bron van inkomsten.
In het maleise Sarawak was het een belangrijk ritueel dat in de wouden gezocht werd naar de staartveren want die waren erg geliefd bij de mensen om bijvoorbeeld al versiering op hun kleding te dragen.
Ook werden de helmen en hoofden gebruikt om de kleding bij elkaar te houden.
Er is een geval bekend dat er een jong door de mensen mee is genomen als huisdier en dat het onderweg steeds door de ouders gevoerd werd.


Natuurlijke leefomgeving:

De meest volwassen vogels leven in vaste gebieden en in vaste paren.
Ook komt het voor dat ze in kleine groepjes leven tot maximaal 25 jonge dieren, die nog niet vruchtbaar zijn.
Op zoek naar voedsel leggen ze soms wel honderden kilometers af en als ze dan over een geschikt gebied komen waar nog geen territorium is dan blijft er een verliefd paartje achter en maken daar hun territorium.
Allebei de dieren bewaken hun territorium ze doen dit om de beurt, ze jagen alle indringers weg behalve jonge vogels want die vormen geen bedreiging.
De territoria grenzen soms aan elkaar en dan kan je de buren naar elkaar horen roepen.
Ze vliegen met een typische slag en glijslag.
Het mannetje gaat voorop en dan komt het vrouwtje en soms een jong.
Ze houden er van om in de zon te baden en hebben dan de vleugels en staart helemaal uitgestrekt. Ze baden ook in nat gebladerte.


Natuurlijke voeding:

Moeder en jong aan het eten

De vogels bezoeken fruitbomen als ze even niet jagen.
Ze eten naast fruit ook kleine gewervelde dieren en geleedpotigen.
Ze houden erg veel van suikerrijke vijgen.
Maar steenvruchten en kapselvruchten zijn belangrijk want de deze zijn vetrijk.
Dit is goed te merken in de tijden dat er minder eten te vinden is.
De helft van de tijd zijn ze op jacht naar dieren.
Ze doen dit meer en langer dan de kleinere soorten.
De paren gaan tijdens het jagen soms wel 300 meter bij elkaar vandaan.
Ze blijven contact houden door elkaar te roepen.
Ze komen laat bij de fruitbomen aan maar jagen de andere neushoornvogels weg.
Deze vogels moeten zich dan voeden met kleine dieren en het fruit dat op de grond terecht is gekomen.


Broeden en levenscyclus :

De Rhinoceros neushoornvogel leeft in paren er zijn binnen een groep maar twee dieren die zich voortplanten. Het komt voor dat er jonge vogels zijn die meehelpen met het zoeken van voedsel en het verzorgen van de jongen. De mannetjes helpen mee met voer zoeken voor het broedende vrouwtje. De bevruchting vindt plaats zestien dagen voor het inmetselen. Als het vrouwtje in het nest zit wordt ze door de hele groep gevoerd. Het eten wordt naar het nest vervoerd in de krop. Dit is duidelijk te zien aan de duidelijk gezwollen keel. Of er veel of weinig voedsel wordt vervoerd is afhankelijk van de grootte. Het mannetje gaat als hij in de buurt van het nest komt luid roepen. Het vrouwtje weet zo dat hij er aan komt en geeft antwoord terug.