Beschrijving :
De lengte van deze vogel is 60 tot 65 centimeter.
Deze vogel is eigenlijk geheel zwart gekleurd.
Sommige gedeeltes van de vleugel en rug geven een groenblauwe glans.
De punten van de staartveren zijn wit van kleur.
De snavel en de helm zijn lichtgeel van kleur met een zwart randje bij de aanhechting van de snavel.
De oogring is donkerblauw tot zwart en de ogen zijn donkerrood. De poten en voeten zijn zwart.
Afmetingen en gewicht :
Man:
Vleugel: 310 – 339 mmStaart: 294 – 345 mm
Snavel: 161 – 185 mm
Gewicht : +/- 1050 gr.
Vrouw:
Vleugels: 277 – 300 mmStaart: 263 – 294 mm
Snavel : 114 – 133 mm
Gewicht : onbekend
Geslachtsonderscheid :

Het vrouwtje is kleiner met dus ook een kleinere snavel.
De snavel is bij het vrouwtje zwart en de oogring is huidskleurig, deze wordt donkerder, naar rood toe, tijdens het broedseizoen.

De ogen zijn roodbruin.
Er zijn ook exemplaren van deze vogel met een brede grijze of zelfs witte verenstrook van voor naar achter over hun kop.
Niet aan te geven is of dit gebiedsgebonden is, alhoewel de vogels met de grijze streep het meeste voorkomen op Borneo.
Deze streep komt zowel bij de mannetjes als bij de vrouwtjes voor.
De jongen:
De jongen zijn bij het verlaten van het nest al even groot als hun ouders.
De kleur van de snavel is dan lichtgroen.
Verspreidingsgebied :
Deze neushoornvogel komt voor in het zuiden van Thailand, Peninsula Maleisië ten zuiden van Johore, Brunei en grote delen en eilanden van Indonesië zoals Sumatra, Bangka, Belitung, Singkep in Linnga Archipelago, Kalimantan, Sarawak en Sabah.
Natuurlijke leefomgeving:
Ze leven voornamelijk in de laaglanden in de altijd groene bossen.
Ze komen voor tot op een hoogte van 600 meter.
Ze zijn voornamelijk te vinden midden in de bossen en eigenlijk niet aan de randen.
Maar soms kiezen ze voor moerasachtige stukken of zelfs delen van bossen waar gekapt is of gekapt wordt.
Natuurlijke voeding:
Deze vogel gaat vaak al ‘s-ochtends vroeg op zoek naar voedsel.
De voeding bestaat voornamelijk uit fruit en af en toe ook dierlijk voedsel.
Ze zijn al vroeg te vinden in de fruitbomen.
Het dierlijke voedsel wat ze af en toe mee terugbrengen naar het nest bestaat uit kevers, vlinders en eieren.
Broeden en levenscyclus :
Deze vogels hebben eigenlijk geen echte duidelijke broedperiode die zich elk jaar herhaald.
Op Sumatra zijn deze vogels broedend gesignaleerd in februari, april en november, op Borneo in januari, augustus en december.
Op Kalimantan zijn koppels gesignaleerd tussen januari en mei, toen erg het meeste voedsel te vinden was, maar sommige daarvan broedde daarna weer ongeveer 2 jaar niet.
De gehele broedperiode duurt minimaal 80 dagen.
De tijd dat het vrouwtje de eieren bebroed is ongeveer 30 dagen en de nestperiode die hierop volgt is 50 dagen.
Er worden in de broedperiode 2 a 3 eieren gelegd.
Het mannetje voert het vrouwtje de gehele dag door om de zoveel tijd.
Hij is erg voorzichtig tijdens het voeren bij het nest.
Het probeert geruisloos te vliegen en kijkt eerst goed rond voordat hij gaat voeren.
Hij roept ook bijna niet tijdens het broeden, maar dit begint weer als de jongen uit het nest komen.
De jongen worden nog door hun ouders gevoerd tot 6 maanden na het uitvliegen.
De ouders zoeken allebei apart naar voedsel, beide voor een of twee jongen, maar ze worden zelden alle vier tegelijk samen gezien.
De jongen blijven tot een leeftijd van 18 maanden na het uitvliegen nog bij de ouders.
In gevangenschap heeft een jong zelfs eens gedrag vertoond van het inmetselen en dat terwijl hij nog geen jaar oud was.